Wat is nu een
Vliegtippler? <<vliegstijl>>
De
vliegtippler is een door Engelse fokkers gekweekte langeduur-vliegras, de
marathonvlieger onder de duiven, met een geschiedenis van meer dan honderd jaar.
Vroeger kon u ze laten ressorteren onder de hoogvliegers. Het is namelijk zo
dat nog maar enkele stammen, zodra ze uit hun hok gelost worden in zeer korte
tijd op een hoogte kunnen vliegen tot wel
De oorsprong en het ontstaan van de verschillende
types vliegtipplers:
De oorsprong van onze vliegtippler ligt in het oriënt, o.a. Iran
en Pakistan, etc.
De zeevaarders brachten in de 16de en 17de eeuw de duiven mee naar Engeland en
Nederland. Er waren reeds goede langvliegers in het Oriënt aanwezig, maar deze
dieren waren niet opgewassen tegen ons Europese klimaat met veel regen, vocht,
koude en stormwinden.
In de Midlands, het midden van Engeland, leefde de langvlieg- en
tuimelaarsport onder de armere bevolking en zij zijn het die het echte
langvliegen hebben ontwikkeld, door deze in het verleden geïmporteerde dieren
bestand te maken tegen het Europese klimaat.
Sheffieldtippler
Zij kruisten o.a. in Sheffield de Cumelet, een op
de Hagenaar lijkende duif in en verder nog andere inlandse sterke duiven en zo
ontstond de Sheffield tippler in en rondom Sheffield. Deze sterke duif is de
z.g. all weather flyer en is echt bestand tegen sterke wind en regen. Een
bekende fokker uit het verleden was Jack Holland, die het wereldrecord van 17
uur vliegen lang op zijn naam had staan.
Macclesfieldtippler
In Leicester zag men een ander type duif, de
Macclesfieldtippler. Hij was van middelmatige grootte, middelmatig voorhoofd
met korte hals en middellange snavel. Hij had een kort borstbeen en had een
brede borst en goede brede vleugels en was er voornamelijk in de kleuren grijs
en gestorkt.
Manchestertippler
Een andere iets kleinere en lichtere tippler ontstond in
Manchester en omgeving door paringen van de Macclesfield met de z.g.
vroegere, goed vliegende, Almondtuimelaar (Kortvoorhoofdtuimelaar) en dit was
goed te zien aan de bouw, kleurslagen en de vleugels werden soms beneden de
staartlijn gedragen. Het is jammer dat hij meestal voorkwam in de verdunde
kleuren, lever (verdund zwart) en perlkleur, met variaties in bruin/rood. Een
specifieke eigenschap was de brede vleugel, die te vergelijken is met de
spitfirevleugel van het beroemde jachtvliegtuig uit W.O.2. Het was de beste
hoogvliegende tippler die er was en is dan ook gebruikt zowel in Engeland als
bij ons, om de andere types hoger te laten vliegen. In Engeland en Nederland is
hij dan ook niet meer aanwezig, al wordt hij bij ons nog wel aangeboden, maar
dit zijn alleen maar kruisingen met de Boedapester- en Stettinerhoogvlieger.
Het is reeds te zien aan de vleugel en kleur en ze vliegen zeker geen
toptijden.
Birminghamtippler
In Birmingham en omgeving trof men een ander type tippler aan de
z.g. Birminghamtippler en deze was van middelmatige lengte, maar langer van
snavel, schedel en lichaamsbouw en was er in praktisch alle kleuren, in het
geslachtsgebonden zwart/blauw, postduivenrood (roodzilver) en verdunde kleuren.
Tevens in het niet geslachtsgebonden sierduiven rood/geel. De meerderheid van
dit type vogels heeft veel witte veren over het gehele lichaam. Het is ontstaan
door de West of England tumblers met de Macclesfields te kruisen om uiteraard
de vliegstijl en vliegtijd te verbeteren.
Verder waren er nog diverse andere stammen, maar dit waren
allemaal kruisingen van de vier hoofdtypes.
De naam tippler heeft onze langvlieger gekregen door het rollen
en tuimelen van de dieren langzaam weg te fokken, tot men nog zo nu en dan een
overslag zag maken. ‘To tipp’ is af en toe een buiteling maken. Tippler is ook
een dronkaard.
Na de tweede Wereldoorlog kwamen de betere verbindingen tussen
de steden en dorpen onderling en is er door het mengen van de vier types
vliegtipplers niet veel over gebleven.
In ons land was het onze vroegere ere-voorzitter Bertus van der
Wel, die veel voor zijn bedrijf de Hoogovens in Europa en vooral naar Engeland
reisde en zo de diverse vliegstammen naar Nederland meegenomen heeft en wel in
de vijftiger en zestiger jaren.
De beste stammen waren de zwarten van George Marlow, De Hughes
van Gorden Hughes uit Derby, een stam opgebouwd uit twee Sheffield doffers en
een Manchester duivin en er werd in twintig jaar nooit vers bloed ingebracht en
ze vlogen heel hoog. Gordon Hughes was en is als mens en fokker nog steeds zeer
geliefd. Bertus zorgde dat notaris Beukema te Medemblik de Manchesters op zijn
hok kreeg en met deze diertjes vloog viend Rinus Cornel op de long day, juni
1962, 18 uur en 10 min. Jammer dat dit jongedieren record niet werd erkend,
daar het de long day was.
In 1963 heeft hij indirect gezorgd dat ik contact kreeg met
Cyril Meredith en zo mijn vijf koppels zwarte Sheffields kon importeren. Om
deze dieren hoger te laten vliegen werden Manchesters ingekruist en later ook
mijn geïmporteerde Ken Brown rode doffer met twee duivinnen, de z.g. Sam
Billinghams.
Op de Ierse tipplers na is ons huidige bestand ontstaan door de
bovenstaande genoemde stammen.
De naar ons land gevluchte Iraniërs hebben ons land verrijkt met
de meegebrachte Iraanse Hoogvlieger een stam die door de voorvaderen reeds in
honderden jaren opgebouwd is en deze zijn gekruist met de zwarte Merediths. In
1997 vloog een van hen 19 uur en 23 min.
In Duitsland werden in die jaren ook veel stamdieren ingevoerd
door in mijn sportvriend Heinz Kaupschäfer en ook de hoogvliegende dieren van
wijlen Jack Boden zijn wel de belangrijkste, daar deze ook naar ons land zijn
gehaald en mijn goede Enschedese sportvrienden hebben er goede tijden mee
gevlogen, o.a. Wille Knol.
Herman van den Broek, april 2010
DE
VLIEGTIPPLER IS EEN ECHTE LANGE DUUR VLIEGER:
Het uitmuntende vliegras De Vliegtippler, zoals wij die kennen, is ontstaan in
Engeland ongeveer rond 1840, dus bijna 170 jaar geleden en wel door de liefhebbers
van het lang vliegen. Deze Engelse fokkers paarden steeds de minst achterover
slaande goed vliegende inheemse tuimelaars met elkaar, om zo het veel energie
verbruikende tuimelen langzaam maar zeker weg te fokken, om op deze wijze een
steeds langer vliegende duif te krijgen. Omdat de lang vliegende duiven toch
nog wel eens een wel of niet geslaagde overslag maakten, kreeg dit nieuwe ras
de naam The Flying Tippler. De Birmingham roller echter is precies de andere
kant op gefokt, dus om het tuimelen in het rollen te veranderen. Later zijn er
nog andere vliegrassen in de langvlieger ingefokt, om ze zo nog langer te laten
vliegen, o.a. door het in kruisen van de Franse Cumulet Tuimelaars, die toen al
goed lang vlogen.
Daar er in die jaren weinig mogelijkheden waren om zich van de
ene stad naar de andere te verplaatsen, ontstonden er onafhankelijk van elkaar
verscheidene vliegtippler types, de Sheffield Tippler, de Birmingham Tippler,
de Macclesfield Tippler en de Manchester Tippler, deze laatste was speciaal
gekweekt voor het hoogvliegen. Ook was er de Leicester Tippler en niet te vergeten
de Lincoln Crazy.
Na de tweede wereld oorlog konden de vaak arme duivenfokkers
zich beter verplaatsen en zo werden alle hoofdtypes door elkaar gekruist. Je
kunt dus niet meer spreken van Sheffields of Manchesters etc, maar door
onwetendheid worden in Nederland deze namen nog steeds gebruikt, terwijl in
Engeland alleen nog de naam van de fokkers genoemd worden, hoewel ook de Merediths,
Hughes, Bodens, Lovatts etc. niet meer lijken op die van de jaren zestig, maar
ze hebben toch wel nagenoeg hun vliegstijl behouden.
Tijdens de jaren zestig was het al reeds moeilijk om de toen nog
diverse types uit elkaar te houden, dit kan ik me nog goed herinneren.
De vliegtippler kan bij het uitwennen zeer hoog vliegen en soms
wel boven de
De vliegwedstrijdregel, dat ze de eerste twee uur uit zicht
mogen zijn, is ingesteld omdat de vliegtipplers na de start soms wel twee uur
hoog buiten zicht kunnen zijn. Echter vliegtipplers die na de start gewoon
bijna twee uur uit zicht zijn, zitten lekker ergens (waar één of meer tipplers
tijdens het uitwennen of later zijn gaan zitten) zonder dat de fokker het weet.
Dit doen ze gegarandeerd weer, één maal een fout gemaakt en volgens mij zijn ze
dan echt niet meer te vertrouwen als wedstrijdvlieger.
Een echte vliegtippler kan bij een goede training en een goed
samengesteld afgepast voer zeker 12 à 15 uur vliegen.
Het is een prachtige sport voor die liefhebbers die graag
genieten van het echte langvliegen, soms hoog zwevend op de thermiek, dan
plotseling weer veel lager. Echter bij slecht weer en harde wind of zelfs bij
stormachtig weer vliegen ze weer heel laag en zwoegen ze zo de hele dag door,
tot de eigenaar er een einde aan maakt.
We zien dus dat de vliegtippler een sterke krachtige langeduur
vlieger is en dus niet bij de echte hoogvliegers thuis hoort, zoals wel eens
wordt beweerd.
H.G.van den Broek, 2009