Wat is nu een Vliegtippler?    <<vliegstijl>>     

 

De vliegtippler is een door Engelse fokkers gekweekte langeduur-vliegras, de marathonvlieger onder de duiven, met een geschiedenis van meer dan honderd jaar. Vroeger kon u ze laten ressorteren onder de hoogvliegers. Het is namelijk zo dat nog maar enkele stammen, zodra ze uit hun hok gelost worden in zeer korte tijd op een hoogte kunnen vliegen tot wel 500 meter. Dit is mede afhankelijk van het weer, denk daarbij bijvoorbeeld aan wel of geen thermiek. Een enkele keer is er een verrekijker nodig om te controleren of ze er allemaal nog wel zijn. Eenmaal op die hoogte maken ze dan gezamenlijk hun rondjes. Op zo'n hoogte is dit reeds een fascinerend schouwspel. Je ziet dan praktisch geen vleugeltjes bewegen. Alleen zweven er een paar stippen, zoals parachutisten bij een vrije val. Dit komt nog mooier tot uiting wanneer er een hoog wit wolkendek aanwezig is. Over het algemeen vliegt de Tippler tegenwoordig veel lager zodat ze veel beter te controleren zijn. Mochten ze lager komen en de wind wat opsteken dan gaan ze op de wind liggen. Ze bewegen dan hun relatief grote vleugels bijna niet en zo kunnen ze nog langer in de lucht blijven. Bij harde wind wordt de altijd mooie formatie ietwat verbroken en ze komen dan tegen de wind in snel van hoogte wisselend terug "gefladderd" om even later hun vlucht op grote hoogte voort te zetten. Bij een goede training en afgepast voer kunnen deze duiven zonder problemen 12 à 15 uur in de lucht blijven en dit valt alles goed te controleren omdat ze eigenlijk niet te ver uit de buurt plegen te vliegen.

 

 

 


 

De oorsprong en het ontstaan van de verschillende types vliegtipplers:

 

De oorsprong van onze vliegtippler ligt in het oriënt, o.a. Iran en Pakistan, etc.

De zeevaarders brachten in de 16de en 17de eeuw de duiven mee naar Engeland en Nederland. Er waren reeds goede langvliegers in het Oriënt aanwezig, maar deze dieren waren niet opgewassen tegen ons Europese klimaat met veel regen, vocht, koude en stormwinden.

In de Midlands, het midden van Engeland, leefde de langvlieg- en tuimelaarsport onder de armere bevolking en zij zijn het die het echte langvliegen hebben ontwikkeld, door deze in het verleden geïmporteerde dieren bestand te maken tegen het Europese klimaat.

 

Sheffieldtippler

Zij kruisten o.a. in Sheffield de Cumelet, een op de Hagenaar lijkende duif in en verder nog andere inlandse sterke duiven en zo ontstond de Sheffield tippler in en rondom Sheffield. Deze sterke duif is de z.g. all weather flyer en is echt bestand tegen sterke wind en regen. Een bekende fokker uit het verleden was Jack Holland, die het wereldrecord van 17 uur vliegen lang op zijn naam had staan.

 

Macclesfieldtippler

In Leicester zag men een ander type duif, de Macclesfieldtippler. Hij was van middelmatige grootte, middelmatig voorhoofd met korte hals en middellange snavel. Hij had een kort borstbeen en had een brede borst en goede brede vleugels en was er voornamelijk in de kleuren grijs en gestorkt.

 

Manchestertippler

Een andere iets kleinere en lichtere tippler ontstond in Manchester en omgeving door paringen van de Macclesfield met de z.g. vroegere, goed vliegende, Almondtuimelaar (Kortvoorhoofdtuimelaar) en dit was goed te zien aan de bouw, kleurslagen en de vleugels werden soms beneden de staartlijn gedragen. Het is jammer dat hij meestal voorkwam in de verdunde kleuren, lever (verdund zwart) en perlkleur, met variaties in bruin/rood. Een specifieke eigenschap was de brede vleugel, die te vergelijken is met de spitfirevleugel van het beroemde jachtvliegtuig uit W.O.2. Het was de beste hoogvliegende tippler die er was en is dan ook gebruikt zowel in Engeland als bij ons, om de andere types hoger te laten vliegen. In Engeland en Nederland is hij dan ook niet meer aanwezig, al wordt hij bij ons nog wel aangeboden, maar dit zijn alleen maar kruisingen met de Boedapester- en Stettinerhoogvlieger. Het is reeds te zien aan de vleugel en kleur en ze vliegen zeker geen toptijden.

 

Birminghamtippler

In Birmingham en omgeving trof men een ander type tippler aan de z.g. Birminghamtippler en deze was van middelmatige lengte, maar langer van snavel, schedel en lichaamsbouw en was er in praktisch alle kleuren, in het geslachtsgebonden zwart/blauw, postduivenrood (roodzilver) en verdunde kleuren. Tevens in het niet geslachtsgebonden sierduiven rood/geel. De meerderheid van dit type vogels heeft veel witte veren over het gehele lichaam. Het is ontstaan door de West of England tumblers met de Macclesfields te kruisen om uiteraard de vliegstijl en vliegtijd te verbeteren.

 

Verder waren er nog diverse andere stammen, maar dit waren allemaal kruisingen van de vier hoofdtypes.

De naam tippler heeft onze langvlieger gekregen door het rollen en tuimelen van de dieren langzaam weg te fokken, tot men nog zo nu en dan een overslag zag maken. ‘To tipp’ is af en toe een buiteling maken. Tippler is ook een dronkaard.

Na de tweede Wereldoorlog kwamen de betere verbindingen tussen de steden en dorpen onderling en is er door het mengen van de vier types vliegtipplers niet veel over gebleven.

In ons land was het onze vroegere ere-voorzitter Bertus van der Wel, die veel voor zijn bedrijf de Hoogovens in Europa en vooral naar Engeland reisde en zo de diverse vliegstammen naar Nederland meegenomen heeft en wel in de vijftiger en zestiger jaren.

De beste stammen waren de zwarten van George Marlow, De Hughes van Gorden Hughes uit Derby, een stam opgebouwd uit twee Sheffield doffers en een Manchester duivin en er werd in twintig jaar nooit vers bloed ingebracht en ze vlogen heel hoog. Gordon Hughes was en is als mens en fokker nog steeds zeer geliefd. Bertus zorgde dat notaris Beukema te Medemblik de Manchesters op zijn hok kreeg en met deze diertjes vloog viend Rinus Cornel op de long day, juni 1962, 18 uur en 10 min. Jammer dat dit jongedieren record niet werd erkend, daar het de long day was.

In 1963 heeft hij indirect gezorgd dat ik contact kreeg met Cyril Meredith en zo mijn vijf koppels zwarte Sheffields kon importeren. Om deze dieren hoger te laten vliegen werden Manchesters ingekruist en later ook mijn geïmporteerde Ken Brown rode doffer met twee duivinnen, de z.g. Sam Billinghams.

Op de Ierse tipplers na is ons huidige bestand ontstaan door de bovenstaande genoemde stammen.

De naar ons land gevluchte Iraniërs hebben ons land verrijkt met de meegebrachte Iraanse Hoogvlieger een stam die door de voorvaderen reeds in honderden jaren opgebouwd is en deze zijn gekruist met de zwarte Merediths. In 1997 vloog een van hen 19 uur en 23 min.

In Duitsland werden in die jaren ook veel stamdieren ingevoerd door in mijn sportvriend Heinz Kaupschäfer en ook de hoogvliegende dieren van wijlen Jack Boden zijn wel de belangrijkste, daar deze ook naar ons land zijn gehaald en mijn goede Enschedese sportvrienden hebben er goede tijden mee gevlogen, o.a. Wille Knol.

 

Herman van den Broek, april 2010

 


 

DE VLIEGTIPPLER IS EEN ECHTE LANGE DUUR VLIEGER:

 

Het uitmuntende vliegras De Vliegtippler, zoals wij die kennen, is ontstaan in Engeland ongeveer rond 1840, dus bijna 170 jaar geleden en wel door de liefhebbers van het lang vliegen. Deze Engelse fokkers paarden steeds de minst achterover slaande goed vliegende inheemse tuimelaars met elkaar, om zo het veel energie verbruikende tuimelen langzaam maar zeker weg te fokken, om op deze wijze een steeds langer vliegende duif te krijgen. Omdat de lang vliegende duiven toch nog wel eens een wel of niet geslaagde overslag maakten, kreeg dit nieuwe ras de naam The Flying Tippler. De Birmingham roller echter is precies de andere kant op gefokt, dus om het tuimelen in het rollen te veranderen. Later zijn er nog andere vliegrassen in de langvlieger ingefokt, om ze zo nog langer te laten vliegen, o.a. door het in kruisen van de Franse Cumulet Tuimelaars, die toen al goed lang vlogen.

Daar er in die jaren weinig mogelijkheden waren om zich van de ene stad naar de andere te verplaatsen, ontstonden er onafhankelijk van elkaar verscheidene vliegtippler types, de Sheffield Tippler, de Birmingham Tippler, de Macclesfield Tippler en de Manchester Tippler, deze laatste was speciaal gekweekt voor het hoogvliegen. Ook was er de Leicester Tippler en niet te vergeten de Lincoln Crazy.

Na de tweede wereld oorlog konden de vaak arme duivenfokkers zich beter verplaatsen en zo werden alle hoofdtypes door elkaar gekruist. Je kunt dus niet meer spreken van Sheffields of Manchesters etc, maar door onwetendheid worden in Nederland deze namen nog steeds gebruikt, terwijl in Engeland alleen nog de naam van de fokkers genoemd worden, hoewel ook de Merediths, Hughes, Bodens, Lovatts etc. niet meer lijken op die van de jaren zestig, maar ze hebben toch wel nagenoeg hun vliegstijl behouden.

Tijdens de jaren zestig was het al reeds moeilijk om de toen nog diverse types uit elkaar te houden, dit kan ik me nog goed herinneren.

De vliegtippler kan bij het uitwennen zeer hoog vliegen en soms wel boven de 600 meter hoogte, echter bij 600 meter hoogte zijn ze voor het blote oog onzichtbaar geworden. Dit onzichtbaar hoog vliegen doen de meeste stammen echter niet lang. Later blijven ze meestal wel in zicht zoals moet. Ook de overjarige dieren gaan hoog en dan weer lager. Het hangt af van de windsterkte, de thermiek etc. Echter zonder wind vliegt een vliegtippler niet lang en ook temperaturen boven de 28 ºC zijn funest, daar ze dan beginnen te zweten en dus vochtverlies krijgen.

De vliegwedstrijdregel, dat ze de eerste twee uur uit zicht mogen zijn, is ingesteld omdat de vliegtipplers na de start soms wel twee uur hoog buiten zicht kunnen zijn. Echter vliegtipplers die na de start gewoon bijna twee uur uit zicht zijn, zitten lekker ergens (waar één of meer tipplers tijdens het uitwennen of later zijn gaan zitten) zonder dat de fokker het weet. Dit doen ze gegarandeerd weer, één maal een fout gemaakt en volgens mij zijn ze dan echt niet meer te vertrouwen als wedstrijdvlieger.

Een echte vliegtippler kan bij een goede training en een goed samengesteld afgepast voer zeker 12 à 15 uur vliegen.

Het is een prachtige sport voor die liefhebbers die graag genieten van het echte langvliegen, soms hoog zwevend op de thermiek, dan plotseling weer veel lager. Echter bij slecht weer en harde wind of zelfs bij stormachtig weer vliegen ze weer heel laag en zwoegen ze zo de hele dag door, tot de eigenaar er een einde aan maakt.

We zien dus dat de vliegtippler een sterke krachtige langeduur vlieger is en dus niet bij de echte hoogvliegers thuis hoort, zoals wel eens wordt beweerd.

 

H.G.van den Broek, 2009